1996. Ik was 23. Mijn stageperiode was voorbij. Vijf maanden lang liep ik stage bij Uitgeverij Maarten Muntinga in Amsterdam. En zo liep ik 5 dagen per week, 2 x per dag het pad van het centraal station naar de Westerdoksdijk en vice versa. Via De Ruyterkade langs het IJ.
Het was mooi geweest. Ik had er veel geleerd en was klaar voor nieuwe ontdekkingen. Dat het uitgeversvak me paste had ik de voorbije maanden bevestigd gekregen. Dat ik graag in de wereld van verbeelding dook, ook.
Na een wederzijds woord van dank, meerdere borrels ter versterking daarvan en bepakt met een vuilniszak vol Rainbow pockets verliet ik, voor de laatste keer, het pand. Licht in het hoofd en enigszins verward na afsluiting van een tijdperk, liep ik nog 1 keer datzelfde pad. Van de Westerdoksdijk via de Ruyterkade naar het CS. In gedachten verzonken liep ik kromgebogen door de boekenbochel, zonder haast. Een trein later was zo genomen.
Toen zag ik de auto. De chauffeur had vaart geminderd en was naast mij gaan rijden. Hij had zijn raampje opengedraaid. Hij gebaarde en riep. Herhaaldelijk. Ik verstond het niet.
Razendsnel tolden de gedachten door mijn brein. Het was een getinte man. Zijn blik was woest, althans, zo trof het mij. Hij ging steeds langzamer rijden en ook ik hield mijn pas in. Zijn blik werd steeds woester. De afstand van hem naar mij was te groot om hem goed te kunnen verstaan. Mijn hart bonkte in mijn keel. Zeker toen hij leek te gebaren dat ik achterin moest stappen. ‘Ik loop in een tippelzone’, schoot het door me heen. ‘Hij denkt dat ik…ja, wat denkt hij eigenlijk…???’
Toen we beide bijna stilstonden gebaarde de man nog 1 keer. Als aan de grond genageld bleef ik staan. Met gefronst gezicht schreeuwde hij zó hard dat het geluid me eindelijk bereikte:
‘Je laat boeken vallen, TRUT!’
Terwijl mijn adem stokte zakte de moed me in de schoenen. Ik keek om. Achter me lag een spoor van Rainbow pocketboeken. De vuilniszak was onder het gewicht bezweken. Ik had alle kleuren van de regenboog gestrooid.
Ter plekke wilde ik niets liever dan door de grond zakken. Ik riep nog ‘Sorry!’ maar de man had plankgas gegeven. Waarschijnlijk nu met een echt woeste blik.
Mijn fantasie was met me op de loop gegaan. Ik had een volslagen vreemde verkeerd beoordeeld. Ik had zijn behulpzaamheid als dreiging aangezien. Misschien had ik te veel gelezen. Misschien hadden de dankdrankjes mijn gezonde verstand bedwelmd. Mijn wereld van verbeelding werd er een van veroordeling.
Het was een moment, maar het werd een ervaring die ik nooit ben vergeten. Elke Rainbowpocket die ik las herinnerde me aan de man die me zo vriendelijk wilde behoeden voor verlies van verbeelding.
Met terugwerkende kracht zeg ik hem dank! 2013.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.